Honderd jaar Vredespaleis

1913-2013

Ontstaan van het Vredespaleis

Tijdens de Eerste Vredesconferentie van Den Haag in 1899 wordt onder meer besloten tot de invoering van een vrijwillige arbitrage bij politieke internationale geschillen. Dit leidt tot de oprichting van het Permanent Hof van Arbitrage dat in Den Haag gevestigd wordt. Dit is aanvankelijk gehuisvest aan de Prinsegracht in Den Haag.
De eerste steen voor het Vredespaleis wordt gelegd tijdens de Tweede Vredesconferentie van Den Haag in 1907. De bouw van het Vredespaleis wordt mogelijk gemaakt door een aanzienlijke schenking van de Amerikaan Andrew Carnegie. Het gebouw wordt geopend in 1913 en is bedoeld als huisvesting van onder meer het Permanent Hof van Arbitrage (dat nog steeds in werking is) . In 1922 wordt ook het Permanent Hof van Internationale Justitie hier gevestigd, een orgaan van de Volkenbond.  
 
 In de jaren dertig wordt gedurende een aantal arbitragezaken in het Vredespaleis een tijdelijk bijkantoor van de PTT gevestigd, voor de afhandeling van zowel post, telegraaf als telefoondiensten.

Een postzegel voor de vrede

In 1930 wordt gesproken over de uitgifte van een vredespostzegel door alle landen die aangesloten zijn bij de Wereldpostvereniging. Voor het ontwerp van de Nederlandse vredespostzegel wordt in januari 1932 een prijsvraag uitgeschreven. De postzegel moet 'op zinrijke, kunstvolle en begrijpelijke wijze'  dienen ter bevordering van de verbreiding van de vredesgedachte. De drukkleur zal blauw zijn: dit was de voorgeschreven kleur voor een postzegel op een brief naar het buitenland.
Bij het eind van de inzendtermijn op 31 maart 1932 zijn er niet minder dan 708 ontwerpen binnen gekomen! Na twee selectierondes blijven 12 ontwerpen over. Het eindresultaat valt de jury tegen: zelfs de drie beste ontwerpen voldoen niet aan alle gestelde eisen. De ontwerpen van Paul Determeyer, Pieter Hofman en Anton van der Valk verschillen zo weinig in kwaliteit, dat zij alle drie gelijkwaardig worden beloond met een bedrag van elk fl 200,--. Alle ingekomen ontwerpen worden van 4 tot en met 15 juni 1932 tentoongesteld in het Gemeentelijk Archief in Den Haag.
Van der Valk en Hofman hadden eerder ervaring opgedaan met het ontwerpen van een postzegel. Determeijer was beeldend kunstenaar en had niet eerder een postzegel ontworpen.

Vredespostzegel

De beste vijftien ontwerpen worden gepubliceerd in het bouwkundig blad “Architectura” en het Maandblad Philatelie. Hierin wordt gesteld dat het zeer duidelijke ontwerp van Hofman, met motto Eenvoud, gekozen zou moeten worden voor de vervaardiging van de postzegel. Misschien dat het toeval is, maar een maand later is dat ook het advies van de directeur-generaal van PTT aan de minister.
De Vredespostzegel is vanaf 18 mei 1933 verkrijgbaar. Al een aantal maanden na het uitkomen komt er kritiek van Duitse zijde (NSDAP) op het voorkomen van de Davidster als propaganda voor het Joodse volk. Hoewel zowel PTT als de ontwerper uitgaan van een neutrale symboliek, wordt de postzegel gezien als een protestactie tegen Duitsland. Dat is iets dat in het neutrale Nederland nogal gevoelig ligt.
In verband met het doel van de uitgifte, een postzegel die de vredesgedachte propageert, is aanvankelijk geen beperking in de geldigheidsduur aangegeven. Op last van de directeur-generaal van PTT wordt de postzegel  per eind 1937 toch ingetrokken, omdat hij “algemeen aanstoot” geeft.

Eigen postzegels voor het Hof

Ake Hammarskjold, de griffier van het Permanent Hof van Internationale Justitie vraagt in 1932 naar de mogelijkheid van postzegels met de opdruk “Cour Permanente de Justice Internationale”. Een dergelijke opdruk wordt ook in Zwitserland gebruikt voor de frankering van poststukken door de Volkenbond en het Internationaal Arbeidsbureau. De zegels fungeren vooral als propagandamiddel.
De opdruk zal worden aangebracht op de in omloop zijnde frankeerzegels (ontwerp Veth) en de recent verschenen Vredespostzegel (tarief buitenland). Als de Vredespostzegel na 31 december 1937 buiten gebruik wordt gesteld, wordt deze vervangen door een zegel van 12,5 cent ontwerp Veth met opdruk.
De opdruk wordt ontworpen door Van Krimpen, werkzaam bij Joh. Enschedé. Hij levert het ontwerp al binnen een week aan. Over de vormgeving van de belettering is men het snel eens. Het duurt echter aanzienlijk langer om tot een goede kleur voor de opdruk te komen. Diverse kleuren worden geprobeerd, waaronder zwart, rood, paars, zilver, brons en goud. Uiteindelijk wordt gekozen voor een opdruk in goudkleur, omdat deze het beste uitkomt en vanwege de symboolwaarde. 

Nieuwe postzegels met opdruk

Als in april 1940 een nieuwe frankeerserie wordt uitgebracht met de beeltenis van koningin Wilhelmina, model Van Konijnenburg, wordt ook deze van de opdruk in goud “Cour Permanente de Justice Internationale” voorzien. Op last van de Duitse bezetting worden de werkzaamheden van het Permanent Hof van Internationale Justitie in juli 1940 stopgezet, waardoor ook aan het gebruik van deze zegels een eind zal komen.
Na de Tweede Wereldoorlog neemt het Internationaal Gerechtshof de rol over, maar nu onder de vlag van de Verenigde Naties, de opvolger van de Volkenbond. De bestaande opdruk wordt gewijzigd in de tekst “Cour Internationale de Justice”. Vanaf 10 februari 1947 kunnen de zegels worden gebruikt voor de frankering van de dienstpost. Net als bij de voorgaande series is ook deze tekst ontworpen door Jan van Krimpen. Zoals de ontwerpen laten zien, experimenteert Van Krimpen met de positie van de tekst.
De reguliere frankeerzegels verliezen hun geldigheid op 30 september 1949 (twee jaar na de uitgifte van een nieuwe serie frankeerzegels van Sem Hartz). De postzegels met opdruk voor het Internationaal Gerechtshof blijven geldig tot de uitgifte van nieuwe postzegels in 1951.

Eigen ontwerpen voor het Hof vanaf de jaren vijftig

In de jaren vijftig verschijnen drie nieuwe series speciaal voor het Internationaal Gerechtshof: met cijfers (ontw. Van Krimpen), met afbeelding van het Vredespaleis (ontw. Hartz) en met portret van de koningin (ontw. Hartz), waarbij de letters en cijfers van Van Krimpen zijn. 
De twee cijferpostzegels uit 1950 zijn bedoeld voor binnenlands en buitenlands drukwerk. Om die reden wordt dan ook gekozen voor een ontwerp zonder het staatshoofd! In die tijd wordt er onderscheid gemaakt tussen drukwerk en belangrijkere post: op brieven plak je het staatshoofd, op drukwerk een cijferpostzegel.
Het zijn de eerste postzegels die speciaal ontworpen zijn voor het Internationaal Gerechtshof, al is het ontwerp duidelijk gebaseerd op de serie cijferpostzegels die Van Krimpen in 1946 heeft gemaakt voor gebruik op drukwerk.

Ontwerpen door Sem Hartz

Al in 1951 komt er een nieuwe serie postzegels met lage waarden uit, naar een ontwerp van Sem Hartz met een afbeelding van het Vredespaleis. Hartz had onder meer al de ontwerpen gemaakt voor de frankeerzegels met koningin Wilhelmina (1947-1948), de Jubileum- en Inhuldigingszegels (1948) en de frankeerzegels met koningin Juliana (1949-1951). Voor het eerst sinds bijna twintig jaar wordt er weer gebruik gemaakt van fotografie bij een postzegelontwerp. Ook voor de kinderpostzegels van1951 wordt fotografie gebruikt.
Voor de hogere waarden wordt gekozen voor een ontwerp met het staatshoofd, koningin Juliana. Opvallend is dat de 6 cent in beide series voorkomt. Het ontwerp van het portret dat Hartz maakt voor deze zegels gebruikt hij een aantal jaar later ook als basis voor de nieuwe reguliere frankeerzegels van koningin Juliana (1953-1967). Ook voor deze twee series zijn de letters en cijfers ontworpen door Van Krimpen.
Vanaf dit moment krijgen de emissies voor het Internationaal Gerechtshof steeds een eigen ontwerp, met een prominente plaats voor de tekst 'Cour Internationale de Justice'.