De prijsvraag van 1920

Waar de prijsvraag voor nieuwe frankeerzegels toe leidde

Waar een prijsvraag toe leidde...

In 1923 verscheen voor het eerst sinds 1913 een serie postzegels die gebaseerd was op een nieuw ontwerp. De ontwerpers, Michel de Klerk, Sjoerd de Roos en Nicolaas van de Vecht, hadden hun werk ingezonden voor de in 1920 door de posterijen uitgeschreven prijsvraag voor een nieuwe frankeerzegel. 

Ondanks het grote aantal inzendingen en de kwaliteit van het ingeleverde werk, dat een goed beeld gaf van de kwaliteit en diversiteit van de Nederlandse grafische kunstenaars van dat moment, was de jury niet volledig overtuigd van de kwaliteit van de inzendingen. 

Volgens de jury voldeed geen van de inzendingen aan de gestelde eisen voor een of twee nieuwe algemene frankeerseries. Om die reden werd de prijsvraag in het algemeen dan ook als een mislukking beschouwd. Toch bleek de prijsvraag een keerpunt in het uitgiftebeleid van de toenmalige posterijen te worden.  

De Postzegelprijsvraag van 1920

In 1920 werd voor het eerst in Nederland een prijsvraag uitgeschreven voor het ontwerp van een serie frankeerzegels. Het idee van de prijsvraag was afkomstig van de "Nederlandsche Vereeniging voor Ambachts- en Nijverheidskunst "(VANK). Volgens de VANK voldeden de in omloop zijnde Wilhelmina- en cijferpostzegels zelfs niet aan "bescheiden eisen van schoonheid". 
 Een soortgelijke prijsvraag was al eerder succesvol uitgevoerd in Duitsland en Polen, waarbij eigentijdse nationale kunstenaars waren uitgenodigd ontwerpen in te zenden voor nieuwe postzegels.
De opdracht was het maken van één of meer ontwerpen voor een serie die in totaal uit niet minder dan 21 waarden zou bestaan, lopend van 0,5 cent tot en met 5 gulden. De zegels van 5 cent en hoger zouden voorzien moeten zijn van de beeltenis van het staatshoofd. De postzegels zouden zowel de cijferpostzegels van 1899 (ontwerp Vürtheim) als de frankeerzegels met Wilhelmina (ontwerp Mouchon) moeten vervangen.

Twee trajecten

Naast de open prijsvraag werd ook aan vijf bekende kunstenaars gevraagd een inzending te maken. Hiervoor zouden zij per ontwerp een bedrag van 250 gulden ontvangen.  Gevraagd werden:
Michel de Klerk  (1884-1923), architect en één van de bekendste voormannen van de Amsterdamse School;         
J.L.M. Lauweriks (1864-1932), architect, boekbandontwerper en docent kunst en architectuur;
Chris Lebeau (1878-1945), veelzijdig kunstenaar. Hij was in 1904 één van de oprichters van de Vereeniging voor Ambachts- en Nijverheidskunst (VANK);
S.H. de Roos  (1877-1962), ontwerper van drukletters en typograaf;                          
Jan Toorop (1858-1928), kunstschilder en belangrijkste voorman van het Nederlands symbolisme.

Voor deze vijf kunstenaars golden dezelfde programma-eisen als voor de deelnemers aan de open prijsvraag. Zij werden verzocht twee werken in te leveren, één met en één zonder  beeltenis van het staatshoofd. Volgens de VANK waren dit "op zich zelf bekwame en door de verscheidenheid hunner talenten geschikt geachte kunstenaars" en in beginsel bereid de opdracht te aanvaarden.  Lauweriks en Toorop zouden hieraan echter geen gehoor geven. 

Pakket van eisen

Het pakket van eisen waaraan de inzendingen moesten voldoen werd uitgebreid beschreven in het reglement. Behalve de frankeerwaarden en de beeltenis van het staatshoofd werd bijvoorbeeld gesteld dat de postzegels moeilijk na te maken zouden  zijn. Tegelijk zou het publiek het ontwerp zich makkelijk moeten kunnen herinneren.  Ook het land van herkomst en de waarde moesten direct voor het grote publiek helder zijn. 
Door de kritiek op de bestaande postzegels was het van belang dat het kunstzinnige aspect werd benadrukt en niet alleen de praktische en technische zorg.  De ontwerpen moesten de postzegels vernieuwen en tot "een zuiver en schoon kenmerk van modern Nederlandsche volks-beschaving, kunst en techniek" maken.
Heel praktisch was de eis dat de verantwoordelijkheid van de ontwerper niet stopte bij het inleveren van zijn werk. Hij zou namelijk het hele proces moeten begeleiden tot het moment dat de postzegels voltooid waren en de drukkerij konden verlaten. De kunstenaar zou dus op de hoogte moeten zijn van alle technieken en processen en kon daarvoor ook inlichten krijgen bij drukkerij Enschedé.

De juryuitslag

De uiterste inzenddatum voor de ontwerpen was  1 Januari 1921. In totaal werden 90 inzendingen ontvangen van zowel bekende als minder bekende kunstenaars. De inzendingen waren voorzien van een motto, zodat de jury niet zou weten wie de kunstenaar was. Toch zal de jury ongetwijfeld de makers van een aantal stukken qua stijl herkend hebben.

 Hoewel de kwaliteit van een aantal ingestuurde ontwerpen hoog was, voldeed geen hiervan aan alle gestelde eisen. De ontwerpen waren volgens de jury niet van voldoende kwaliteit om de volledige serie mee te vullen. De jury stelde dan ook voor de (hoofd)prijs voor de beste twee ontwerpen niet uit te keren. De beste twaalf ontwerpen kregen wel een aangepaste geldprijs.

De tentoonstelling en een publicatie

Het bijzondere van de prijsvraag is dat vooraf was bepaald dat de ingezonden werken in een aantal plaatsen tentoongesteld zouden worden. De tentoonstelling van de ontwerpen vond plaats in Den Haag, Haarlem, Maastricht, Amsterdam, Rotterdam en Dordrecht.
Eén van de inzenders was  Herman Hana. Hoewel zijn ontwerp beloond werd was hij blijkbaar zo teleurgesteld dat hij samen met Meester E.A.J. (E.A.J. Enschede) een boekwerkje liet drukken waarin hij uitgebreid commentaar leverde op alle ingeleverde ontwerpen die op de tentoonstelling te zien waren. Hij liet niet na naam en toenaam van de ontwerpers te noemen. Ook de inzending van Hana zelf wordt hierin beschreven: "is weer iets beter, maar als geheel nogal burgerlijk".  Zelfs de jury kreeg vanwege de gestelde eisen een veeg uit de pan.

Een nieuwe uitgifte

De doelstelling van de prijsvraag was oorspronkelijk om tot een nieuwe serie permanente postzegels te komen. De jury zag hier gezien de kwaliteit van de inzendingen echter geen heil in en de posterijen gingen hier volledig in mee.
Uiteindelijk werd besloten om een aantal winnende ontwerpen uit te geven als kunstenaarsserie.  Het zou echter tot 1923 duren voordat deze serie van vier postzegels verscheen.  Michel de Klerk moest zijn ontwerp voor de 1 en 2 cent aanpassen, het ontwerp van Sjoerd Hendrik de Roos voor de 2,5 cent werd wel volledig geschikt gevonden. Het motto ‘Alcyone’ van de hand van  Nicolaas Jacobus van de Vegt vormde het uitgangspunt voor de postzegel van 4 cent. De waarden waren bedoeld voor drukwerk, verhuiskaarten en bijfrankering.
Het ontwerp van Michel de Klerk voor de 2 cent "Leeuw in Hollandsche tuin" werd ook gebruikt voor de verhuiskaart (of formulier voor adreswijziging zoals dat toen nog heette) die in oktober 1923 werd uitgegeven.

André van der Vossen

Onder het grote aantal inzenders bevond zich ook André van der Vossen. Hij was van 1917 tot 1933 als tekenaar werkzaam bij drukkerij Joh. Enschedé & Zonen en had hierdoor als één van de weinige kunstenaars ruime ervaring met de vervaardiging van postzegels. Hij leverde onder verschillende motto’s goed uitgewerkte ontwerpen en zelfs complete drukproeven in meerdere kleuren in.
Hoewel zijn ontwerpen voor de prijsvraag van 1920 niet tot uitvoering werden gebracht, maakte hij dat in latere jaren ruimschoots goed. Hij was verantwoordelijk voor onder meer het ontwerp van de kinderpostegels van 1930 en 1948, de zomerpostzegels van 1953, 1954 (1 zegel) en 1957 (2 zegels) , de Europapostzegels 1958 en 1 van de landschappostzegels 1962.
Voor andere postzegels was hij verantwoordelijk voor het ontwerp van de letters en cijfers, zoals voor de luchtpostzegels van 1951. Van der Vossen kan hiermee tot de meest productieve maar ook veelzijdige ontwerpers beschouwd worden met voor die tijd karakteristieke postzegels vol vakmanschap.  In 1953 werd hij benoemd tot docent bij de Dienst Aesthetische Vormgeving van PTT.

Een nieuwe serie frankeerzegels

De postzegelprijsvraag resulteerde dus niet in een nieuwe serie frankeerzegels met afbeelding van het staatshoofd. Omdat de behoefte aan een dergelijke serie onverminderd was, werd uiteindelijk Jan Veth gevraagd een ontwerp te maken. Veth was de ontwerper van de Koningin Wilhelmina-zegels  die vanaf 1903 in zowel Nederlands-Indië, Curaçao als Suriname waren uitgegeven.
Dat de ontwerpen die Veth voor de Nederlandse serie uitwerkte een sterke gelijkenis tonen met de koloniale frankeerzegels werd blijkbaar voor lief genomen. De nieuwe postzegels werden vanaf 1924 uitgegeven.
Het ontwerp van de permanente cijferpostzegels met lage waarden werd aan Chris Lebeau opgedragen. Zijn serie Vliegende duif verscheen in 1924 en werd in 1941 nogmaals in nieuwe waarden en kleuren uitgegeven.
Wellicht was de postzegelprijsvraag van 1920 niet direct een doorslaggevend succes, maar deze was zeker van invloed op de postzegeluitgiftes die de jaren daarna zouden verschijnen. Vanaf 1923 verscheen er jaarlijks minimaal één nieuwe serie postzegels ontworpen door een bekende Nederlandse kunstenaar.